Wilt heden nu treden voor God, den Heere,
Hem boven al loven van harte zeer,
En maken groot zijns lieven namens eere,
Die daar nu onzen vijand slaat terneer.
Ter eeren ons Heeren wilt al uw dagen
Dit wonder bijzonder gedenken toch.
Maakt u, o mensch, voor God steeds wel te dragen,
Doet ieder recht en wacht u voor bedrog!
Bidt, waket en maket, dat g’in bekoring
En ’t kwade met schade toch niet en valt.
Uw vroomheid brengt den vijand tot verstoring,
Al waar’ zijn rijk nog eens zoo sterk bewald!